intro
De spelers kruipen in de huid van pelgrims die de abdij met zijn bewoners onderzoeken nadat Broeder Adelmus is vermoord!
Ze proberen door het handig stellen van vragen verschillende kenmerken van de dader te onthullen en natuurlijk om de dader te ontmaskeren.
materiaal
1 spelbord, 90 spelkaarten (onderverdeeld in 24 verdachtekaarten, 8 bibliothecakaarten, 18 gebeurteniskaarten, 6 crypte-kaarten, 24 scriptoriumkaarten en 8 miskaarten), 3 speciale dobbelstenen, 50 verdachtenoverzichten, 1 misbel en voor elke speler: 1 informatieboekje en 1 pelgrim in zijn spelerskleur.
begin
Het bord toont een plattegrond van een abdij met verschillende vertrekken die met elkaar zijn verbonden. Elke speler ontvangt een pelgrim in zijn spelerskleur en plaatst deze in de kapel ('Ecclesia'). Daarnaast ontvangt elke speler een informatieboekje met een verdachtenoverzicht. Dit verdachtenoverzicht toont de 24 bewoners van abdij, die verdacht worden van de moord die hedenmorgen is gepleegd.
De 24 verdachtenkaarten worden geschud en één kaart wordt ongezien apart gelegd. Dit is de dader! Afhankelijk van het aantal spelers ontvangt elke speler een aantal verdachtenkaarten in zijn hand en wordt een aantal verdachtenkaarten op een aparte, gedekte stapel neergelegd. Elke speler kent nu een aantal monniken die de moord niet kunnen hebben gepleegd en strepen deze af op hun verdachtenoverzicht. Elke verdachte heeft een aantal kenmerken:
- een orde: tempelier, franciscaan of benedictijn;
- een rang: pater, broeder of novice;
- wel of geen baard;
- dik of dun;
- wel of geen kap.
Twee dobbelstenen (met op elke zijde een andere pelgrim) worden gegooid en deze worden in de twee biechtstoelen geplaatst. De Bibliotheca-, Scriptorium- en gebeurteniskaarten worden apart geschud en, net als de Crypta-kaarten, als gedekte trekstapels neergelegd.
De startspeler ontvangt de 8 miskaarten en plaatst de misbel op het vakje '1' van de eerste miskaart ('Metten'). Het spel wordt gespeeld in verschillende ronden. Elke nieuwe ronde begint met een nieuwe miskaart.
Het spel wordt gespeeld in de richting van de klok.
verloop
In zijn beurt mag de speler zijn pelgrim één of twee vertrekken verder plaatsen. Als de pelgrim eindigt in een vertrek waar al een andere speler staat, dan volgt een ondervraging. Vervolgens voert de speler de eventuele aktie uit die hoort bij het vertrek.
Bij de ondervraging stelt de actieve speler de eerste vraag. Dit kan elke mogelijke vraag zijn, zolang het antwoord niet een naam van een verdachte bevat. Bijvoorbeeld: Hoeveel bebaarde paters heb jij in je hand? Maar dus niet: welke dikke broeders heb jij weggestreept? De betrokken speler kan nu kiezen of hij zwijgt of eerlijk antwoord geeft. In het laatste geval mag hij een vraag terugstellen.
Bij sommige vertrekken hoort een bepaalde aktie. Zo kan in de conversatiezaal een verdachtenkaart van de stapel worden verkregen, of, als deze stapel leeg is, mag de speler een speler naar keuze opdragen (indien mogelijk) één kaart te laten zien, op basis van één of twee kenmerken. Bijvoorbeeld: toon me een kaart met een dikke Franciscaan.
In de schrijfzaal en in de bibliotheek mag een aktiekaart worden getrokken. In de biechtstoel mag een kaart worden getrokken van de speler die wordt getoond door de dobbelsteen. De dobbelsteen wordt vervolgens zo gedraaid, dat de pelgrim van de actieve speler wordt getoond. In een cel mag een verdachtenkaart bij de eigenaar van deze cel worden getrokken. Als de speler door de eigenaar wordt betrapt, moet de kaart worden teruggeven en moet de speler boete doen (terug naar de kapel en één beurt overslaan).
In het Capitulum mag de speler een onthulling of een beschuldiging uiten.
- Bij een onthulling noemt de speler precies één positief kenmerk van de dader. Bijvoorbeeld: de dader is een Tempelier. Maar dus niet: de dader is geen Benedictijn. Elke volgende onthulling moet anders zijn dan reeds gedane onthullingen. De onthullingen kunnen elkaar echter wel tegenspreken (dik en dun kunnen worden genoemd).
- Bij een beschuldiging noemt de speler een naam van de dader. Als een speler deze verdachtenkaart kan laten zien, gaat het spel gewoon verder. Indien geen van de spelers deze verdachtekaart kan tonen, eindigt het spel.
De startspeler plaatst steeds aan het begin van zijn beurt de misbel één vakje verder. Indien de misbel van het vierde vakje op de miskaart wordt genomen, moet de speler de bel luiden. Alle pelgrims gaan naar de kapel. Vervolgens geeft elke speler een aantal verdachtenkaarten uit zijn hand (zoals aangegeven op de miskaart) aan zijn linkerbuurman. Nu wordt een gebeurteniskaart getrokken en uitgevoerd. Bijvoorbeeld: indien mogelijk moet elke speler een broeder laten zien. Nu ontvangt de speler links van de startspeler de stapel miskaarten. De misbel wordt op vakje '1' van de volgende miskaart geplaatst en de volgende ronde begint.
eind
Het spel eindigt zodra een speler een juiste beschuldiging heeft geuit. Vervolgens worden de punten geteld: de juiste beschuldiging levert 4 punten op, elke foutieve beschuldiging levert 2 strafpunten op. Elke goede onthulling levert 2 punten op, elke foute onthulling levert 1 strafpunt op. De speler met de meeste punten is de winnaar van het spel.
strategie
De informatieboekjes geven al wat tips voor een strategie.
Ik zou zelf atijd kiezen om zoveel mogelijk vragen te stellen en te beantwoorden. Het is de kunst je vragen zo te stellen, dat jij meer uit het antwoord kan halen dan je medespelers! Daarnaast is het altijd lucratief zo lang mogelijk te proberen een kaart achter te houden, die je aan geen enkele speler laat zien! Grote kans dat deze verdachte een keer als dader wordt aangewezen.
waardering van andere sites
[toelichting: Elke balk geeft de waardering van een site weer. AnderSpel bijvoorbeeld geeft dit spel een 8.In het laatste gekleurde blokje staat dan ook 8. Hoe breder het blokje, hoe meer spellen een 8 hebben. De lege blokjes aan het eind van de balk geven de hoeveelheid spellen aan die een hogere waardering kregen.]
algemeen
In de Nederlandstalige spelregels staat een aantal keren een stuk onvertaalde, Italiaanse tekst:
- Op pagina 3 (Doel van het spel): 'Ogni monaco ha cinque importanti caratteristiche:', vrij vertaald: 'Elke monnik heeft vijf belangrijke eigenschappen:'.
- Op pagina 4 (Het spelverloop): 'I giocatori si alternano giocando turni in senso orario, partendo dal primo giocatore delturno. Ogni turno è formato dalle sequenti fasi:', vrij vertaald: 'De spelers zijn om beurten aan de beurt in de richting van de klok, te beginnen met de startspeler. Elke beurt bestaat uit de volgende fasen:'.
Het thema van het spel is geïnspireerd op de boeken van Ellis Peters (de 'Broeder Cadfael'-mysteries), op het boek 'De naam van de Roos' (Umberto Eco) en de boeken van Paul Harding (de 'Broeder Athelstan'-mysteries).